Om de reden van het ontstaan van de diverse Basel akkoorden te begrijpen is het handig om wat meer over geld en lenen te weten.
Heel vroeger kende men alleen het ruilen van goederen. Wilde je een lammetje, dan gaf je daarvoor een mooie zelfgemaakte jas, of 10 kilo appels. Vooral het ruilen van bederfelijke waar was in die tijd een probleem. Want stel dat je veel appelbomen had, dan waren appels een uitstekend middel om mee te ruilen. Tot het moment dat er geen verse appels meer aan de bomen hingen. Rotte appels lieten zich een stuk moeilijker ruilen.
Of wanneer je een lammetje wilde hebben van iemand met een appel-allergie. Dit loste men op door muntstukken uit te geven. Je verkocht in het hoogseizoen al je appels voor munten en zo kon je ook buiten het appelseizoen om spullen ruilen.
Omdat de appelboer de gouden munten niet in zijn eigen huis wilde bewaren, bracht hij het naar de smid. Dit had namelijk een kluis.
De smid gaf een bonnetje mee waarop het aantal munten stond dat je bij hem in de kluis had liggen en voila, het briefgeld was ontstaan. Je kon natuurlijk met je briefje naar de smid gaan om de muntstukken op te halen, deze vervolgens te ruilen tegen een schaap, waarna de ontvanger ze weer naar de smid bracht en er een briefje voor kreeg, of... je gaf hem gewoon het briefje van de smid.
Als het daarmee geëindigd was, hadden we nooit een Basel-akkoord nodig gehad.
Echter: de smid besloot om af en toe een briefje uit te schrijven voor iemand die nog geen gouden muntjes had, maar de smid wel plechtig beloofde ze zo snel mogelijk langs te brengen. Voor deze service rekende de smid dan een klein gouden muntje extra...
Dit was een heerlijk verdienmodel voor de smid, des te meer briefjes hij schreef, des te rijker hij werd. Maar ook des te meer gouden munten er aan zijn voorraad ontbraken.
In de filmpjes onder de kop 'ontstaan van geld' wordt dit nog eens duidelijk uitgelegd.
Op het moment dat de menigte begon te twijfelen aan de smid en hun munten op kwamen halen waar ze recht op hadden ging het mis. Het geld bleek maar voor een deel te bestaan en de rest van de briefjes waren waardeloos.
Aan het hebben van briefgeld zat ineens een risico. Dit risico werd steeds groter doordat er centrale banken kwamen, die van veel meer mensen het goud bewaarden en nog veel meer briefjes uitgaven en later door het giraal worden van geld (je kreeg zelfs de briefjes niet meer mee, maar alles werd genoteerd in een spaarboekje die bij de bank achterbleef).
Uiteindelijk barstte ook deze bubbel en men kwam het geld ophalen dat op het spaarboekje stond. Helaas bestond (een gedeelte van) dit geld niet.
Telkens als zo'n bubbel barste stortte zo'n gebied in het verderf en duurde het weer jaren voordat men het weer te boven was.
Om afspraken te maken over het risico dat gelopen mocht worden heeft men het Basel-akkoord opgesteld.
Zie de andere menu-items onder de kop 'Basel' voor meer informatie.